“Zorgverleners staan vandaag enorm onder druk, maar technologie zal al hun problemen oplossen.”Zucht… Daar zijn ze weer, de innovatiegoeroes. Toegegeven, ze brengen hun verhaal overtuigend. En eerlijk, we willen er graag in geloven. Het idee van een rooskleurige toekomst brengt nu eenmaal mentale rust. Maar wordt het geen tijd dat we na jaren van techno-optimisme ook effectief vooruitgang zien in de praktijk? Vanaf wanneer wordt volgehouden optimisme naïviteit?
De kans is groot dat heel wat mensen uit de zorg zich herkennen in bovenstaande scepsis. “Technologische innovatie” wordt steeds meer een verhaal van believers versus non-believers. Hoe is het zover kunnen komen? En kunnen we iets doen tegen die ongezonde polarisering?
Zoals altijd heb je bij innovatie vernieuwers en early adopters, zij die zelf met nieuwe oplossingen komen of er als eersten mee aan de slag gaan. Samen vormen ze een minderheid en dat is perfect oké.
Minder oké is wat gebeurt in hun zog. Traditioneel omarmen de meeste mensen innovatieve oplossingen pas nadat vernieuwers en early adopters ze hebben getest en goedgekeurd. Maar daar knelt het schoentje vandaag in de gezondheidszorg: die brede “adoptie” blijft uit.
Waarom? Van alle factoren die een rol spelen, is de belangrijkste misschien wel een gebrek aan ademruimte. Hoe kan een peloton aansluiting vinden bij de ontsnapping als de renners in dat peloton geen tijd krijgen om zuurstof naar binnen te zuigen, laat staan om te eten en te drinken?
Duizend en eerste probleem
Datzelfde geldt voor zorgverleners. Ze worden om de oren geslagen met nieuwe technologische tools. Oplossingen die hun werkdruk verlichten, taken van hen overnemen waardoor ze meer tijd aan de patiënt kunnen besteden, hen helpen bij het nemen van klinische beslissingen, de samenwerking met andere zorgverleners vlotter laten verlopen, noem maar op.
Het goede nieuws is dat veel van die tools kunnen wat ze beloven.
Maar zorgverleners krijgen de tijd en de ondersteuning niet om ermee vertrouwd te geraken. Ze moeten er metéén mee aan de slag. Technologie wordt zo een extra probleem, naast de duizend andere problemen op hun bord.
Gevolg? Terwijl innovatie hen net méér zuurstof zou moeten bieden, snijdt ze veel zorgverleners vandaag de adem af…
Stilaan verliezen zorverleners hun geloof in de kansen die technologische innovatie biedt – hoe zou je zelf zijn. Daardoor worden veel innovatieve tools niet (goed) benut. Blijft de beloofde positieve impact op de zorg uit. Wat voor velen dan weer een bevestiging is dat techno-optimisme een droom is die we maar beter opbergen.
Voor het welzijn van onze zorgverleners, de gezondheid van patiënten en burgers en de toekomst van onze gezondheidszorg is het cruciaal dat we die negatieve spiraal doorbreken.
Hoe? Door zorgverleners de tijd en de ondersteuning te bieden om met nieuwe toepassingen te leren werken. Door hen voldoende sturing en houvast te bieden via duidelijke beleidsprioriteiten. En door nieuwe toepassingen niet boven hun hoofd maar samen met hen te ontwikkelen.
Af en toe duiken er ook doembeelden op over een toekomstige maatschappij beheerst door robots en machines. Specifiek in de gezondheidszorg gaat het om de vrees dat persoonlijk contact tussen zorgverlener en patiënt zou verdwijnen en zorg "verontmenselijkt" zou worden. De realiteit toont dat eerder het tegenovergestelde waar is, maar positieve voorbeelden halen nu eenmaal moelijker de aandacht…
Positieve voorbeelden over de inzet van AI in de zorg halen moeilijker de media dan negatieve.
In onze sector wordt AI vandaag vooral ingezet om zorgverleners en patiënten (beter) te ondersteunen. AI-toepassingen nemen bijvoorbeeld repetitieve en/of administratieve taken uit handen van de zorgprofessional, zodat die meer tijd overhoudt voor de patiënt. Andere AI-toepassingen gebruiken data om zorg beter af te stemmen op de noden, wensen en levenskwaliteit van de patiënt. Zorg zal zo nog veel meer dan vandaag maatwerk worden.
Hefboom voor meer en betere preventie
Naast die directe ondersteuning van zorgverleners en patiënten opent AI ook deuren op bevolkingsniveau. Zo kunnen we met behulp van artificiële intelligentie nieuwe inzichten puren uit de almaar groeiende berg aan gezondheids- en andere relevante data. Inzichten waarmee we vervolgens grote stappen vooruit kunnen zetten op het vlak van preventie (vandaag grotendeels onontgonnen domein in België), (vroeg)detectie, diagnostiek en behandeling.
Zouden we die stappen ook kunnen zetten zonder de hulp van AI? Misschien wel, maar dat zou ons in elk geval een veelvoud aan tijd en capaciteit kosten.
Anderzijds weet iedereen die al met ChatGPT of andere AI-toepassingen gespeeld heeft, dat je niet alles wat AI "produceert" blind kan vertrouwen. Om ongelukken te vermijden, is het belangrijk dat we dat met zijn allen goed beseffen en het liefst ook (in grote lijnen) begrijpen wat zich onder de motorkap van AI-toepassingen afspeelt.
Om ongelukken te vermijden, is het belangrijk dat we dat we min of meer begrijpen wat zich onder de motorkap van AI-toepassingen afspeelt.
Maar dat alleen volstaat niet. We moeten "bescherming" ook op maatschappelijk niveau organiseren. Bijvoorbeeld door een minimum aan regels in te stellen die een correcte en veilige toepassing van AI helpen garanderen.
Europese AI Act
In dat kader kondigde de Europese Unie recent als allereerste een breed wetgevend kader aan, de zogenaamde EU AI Act.
Dankzij de Act worden problematische AI-toepassingen verboden (zoals social scoring), komen er duidelijke vereisten voor het op de markt brengen van toepassingen die een hoog risico inhouden (zoals medische AI-toepassingen) en wordt het verplicht om aan te geven waar en wanneer AI wordt ingezet (bijvoorbeeld in het geval van AI-gedreven avatars of chatbots).
Binnen de gezondheidszorg bestaat er al langer een strikte wetgeving voor medische technologieën, inclusief voor software- en AI-gestuurde medische technologieën. De EU AI Act gaat nog een stap verder en zorgt voor bijkomende garanties, bijvoorbeeld rond transparantie, toezicht en evaluatie. Op die manier worden ethische principes sterker in de wet verankerd.
Wie denkt de weg daarmee geplaveid is voor een brede inzet van AI-toepassingen in de gezondheidszorg, moet ik helaas teleurstellen. Er zijn nog heel wat vraagstukken die we daarvoor moeten oplossen.
Nieuwe vraagstukken
Zo roept de inzet van AI in de zorg nieuwe vragen op rond aantoonbaarheid en meetbaarheid van AI-modellen (kan je uitleggen wat ze doen, waarom en hoe?), aspecten die cruciaal zijn eens het gaat over de financiering/terugbetaling van toepassingen.
Nog meer dan dat wordt het menselijke aspect bepalend voor de doorbraak van AI.
We moeten meer kennis over en vertrouwen in AI opbouwen, zowel bij zorgverleners als bij patiënten. De zorgprofessional van morgen moet absoluut kunnen werken met AI-technologieën. Hij of zij moet kunnen inschatten of een AI-toepassing zijn of haar kennis en expertise kan aanvullen om tot betere besluitvorming komen en begrijpen wat de beperkingen en risico’s daarbij zijn.
Ook in de toekomst zal duidelijke, transparantie communicatie tussen zorgverlener en patiënt de hoeksteen blijven van de persoonsgerichte zorg.
Sowieso zal duidelijke, transparantie communicatie met de patiënt altijd de hoeksteen blijven van de persoonsgerichte zorg. Het is aan de zorgverlener en de patiënt om straks in overleg te bekijken of, en zo ja, welke AI-technologieën ingezet kunnen worden binnen het zorgtraject. Om bij te dragen tot de gezondheid, het welbevinden en de levenskwaliteit van de patiënt.
Voorbij de hype
Media mogen dan wel quasi elke dag zowel utopische als dystopische scenario’s voorspellen over "de toekomst met AI", het is aan ons om voorbij de hype te kijken. Zoals elke nieuwe technologie moeten we ook AI kritisch en realistisch te benaderen. Ja, AI biedt fantastische opportuniteiten, maar halsoverkop handelen is nooit een goed idee.
Stap voor stap kennis opdoen over AI in de zorg en nieuwe AI-toepassingen geleidelijk invoeren in de praktijk, is de enige juiste manier om op een duurzame manier vertrouwen uit te bouwen bij patiënten, zorgverleners en beleidsmakers. We hebben allemaal (terecht) de mond vol over evidence-based medicine. Laat ons dat ook voor AI respecteren; voldoende evidence verzamelen kost nu eenmaal tijd.
Uiteindelijk draait het in de gezondheidszorg niet rond deze of gene technologie, wel rond hoe we als maatschappij het best zorg kunnen organiseren voor en bieden aan iedereen.
Over de auteur
Danny Van Roijen is beleidsexpert gespecialiseerd in Europees beleid rond digitale technologie, en ruimer, gezondheidsbeleid.
Hij werkte mee aan verschillende internationale publicaties over het ethisch gebruik en toepassingen van AI in de zorg en gaf al verschillende keynotes over dat onderwerp, onder andere voor de Europese Commissie en het Europees Geneesmiddelenagentschap. Hij is ook voormalig lid van de eHealth Stakeholder Group van de Europese Commissie.
Kliniek Sint-Jan in Brussel nam onlangs de AI-Rad Companion Organs RT in gebruik, een op AI gebaseerde software-oplossing die het zorgteam helpt om organs at risk en tumormassa's af te bakenen. Dr. Sophie Cvilic (foto), diensthoofd radiotherapie in het Brusselse ziekenhuis, legt de impact voor haar dienst uit.
"Vroeger spendeerden mijn technici meer dan een uur om organs at risk af te bakenen. Nu gebeurt dat in 10 à 20 minuten met een indrukwekkende precisie." De oplossing maakt het bovendien mogelijk om complexe structuren zoals de plexus brachialis of de mediastinale vaten af te bakenen met een kwaliteit die vroeger zelden werd bereikt.
'Vroeger spendeerden mijn technici meer dan een uur om organs at risk af te bakenen. Nu kan dat in 10 à 20 minuten.'
Helena Trindade, technoloog medische beeldvorming bij Kliniek Sint-Jan, bevestigt dat de tijdswinst aanzienlijk is. "Er zijn nog enkele kleine aanpassingen nodig, maar de tool vereenvoudigt ons dagelijks werk enorm en maakt het hele proces efficiënter."
Nog niet perfect
Wat houden die aanpassingen zoal in? Dr. Cvilic: "Sommige lymfekliergebieden, bijvoorbeeld gebieden 3 en 4, vereisen nog een validatie en handmatige correcties. De kwaliteit van de automatische tekeningen is uitstekend, maar het is belangrijk om kritisch te blijven toezien dat er geen fouten gebeuren."
Het gaat met andere woorden om een en-enverhaal van menselijke expertise en medische technologie: AI en andere technologieën zijn er niet om zorgverleners te vervangen, wel om ze waardevolle ondersteuning te bieden.
"Sommige kleinere of specifiekere structuren vragen nog steeds een tussenkomst van ons als technologen medische beeldvorming", vult Helena Trindade (foto) aan. De technologie bereidt voor, de technologen verifiëren de contouren en passen ze aan waar nodig. Die samenwerking levert het beste resultaat op.
Waarom de adoptie nog beperkt is
Ondanks hun grote potentieel worden oplossingen zoals die in Kliniek Sint-Jan nog niet breed ingezet in radiotherapiecentra in België. Volgens Olivier Adant van Siemens Healthineers ligt dat onder meer aan de intiële investeringskost voor ziekenhuizen, een gebrek aan specifieke financiering, uitdagingen om de technologieën te integreren in de bestaande infrastructuren en een zekere terughoudendheid tegenover innovatie.
"Als leverancier merken we op dat die obstakels een gecoördineerde aanpak vergen", legt hij uit. "Sowieso moet je de uitdaging van de financiering oplossen. Daarnaast is het belangrijk om in de juiste omkadering te voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van opleidingen op de vloer. Dat is essentieel om de adoptie te versnellen en te zorgen dat de voordelen van dergelijke technologieën ook daadwerkelijk worden benut."
'Gestandaardiseerde normen voor de evaluatie van dergelijke tools kunnen de verspreiding op grote schaal versnellen.'
Olivier Adant pleit ten slotte voor gestandaardiseerde normen om de prestaties van dergelijke oplossingen te evalueren en te kunnen vergelijken. "Dat zou de verspreiding op grote schaal kunnen versnellen."
Voorlopers
Met de komst van AI-tools is duidelijk een nieuw hoofdstuk aangebroken in de evolutie van de radiotherapie. De kortere voorbereidingstijd en hogere precisie maken meer gepersonaliseerde en doeltreffendere zorg mogelijk.
Voor een doorbraak op grote schaal moeten we als zorgsysteem nog stappen zetten: op technisch, financieel en cultureel vlak. Maar verhalen als dat van Kliniek Sint-Jan bewijzen dat wie wil, nu al met de technologie aan de slag kan om het verschil te maken voor patiënten.
Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke: “We zijn overtuigd dat telemonitoring een positieve impact zal hebben op de levenskwaliteit van patiënten met chronische hartproblemen en die van hun familie. Het laat toe om de zorgnoden van de patiënt sneller te detecteren en aan te pakken, waardoor heropnames in het ziekenhuis minder vaak nodig zullen zijn.”
Telemonitoring wordt al jaren ingezet om patiënten van een afstand op te volgen, maar de kosten daarvoor moeten doorgaans gedragen worden door het ziekenhuis en/of de patiënt. Dat staat een echte doorbraak van telemonitoring in ons land in de weg. Of stond?
Telemonitoringteam
Voor patiënten met chronisch hartfalen is de situatie dit jaar veranderd. Sinds 1 januari 2025 vergoedt het Riziv ziekenhuizen om patiënten met chronisch hartfalen op te volgen via telemonitoring.
Ziekenhuizen krijgen die middelen niet zomaar. Ze moeten toetreden tot de nieuwe overeenkomst “telemonitoring en therapiebegeleiding hartfalen”, en daar zijn voorwaarden aan verbonden. Zo moet een ziekenhuis beschikken over een telemonitoringteam met minimaal een cardioloog en een hartfalenverpleegkundige. Daardoor hebben patiënten de garantie dat ze op een kwaliteitsvolle, veilige manier opgevolgd worden.
'Dankzij de nieuwe conventie kunnen we onze patiënten in hun thuissituatie opvolgen en zo het aantal ziekenhuisopnames verminderen'
Dr. Matthias Dupont, ZOL
Tot nu toe traden al zes ziekenhuizen toe tot de overeenkomst, Ziekenhuis Oost-Limburg (Genk), Centre Hospitalier de Mouscron, AZ Sint-Maarten (Mechelen), VITAZ (Sint-Niklaas), AZ Klina (Brasschaat) en AZ Groeninge (Kortrijk). Op zijn website houdt het Riziv een geüpdatete lijst van alle toegetreden ziekenhuizen bij.
Dr. Matthias Dupont (foto) is diensthoofd cardiale intensieve zorgen in ZOL en gewezen voorzitter van de Belgische Werkgroep voor Hartfalen. Hij is opgetogen over de nieuwe overeenkomst. “Dit is een grote stap voorwaarts in de zorg voor mensen met hartfalen. Dankzij de nieuwe conventie kunnen we onze patiënten nu in hun thuissituatie opvolgen en zo het aantal ziekenhuisopnames verminderen.”
Zeven apps (waarvan zes Belgische)
De ziekenhuizen kunnen zelf kiezen welke medische technologie(ën) ze inzetten voor de opvolging van hartfalenpatiënten. Voorwaarde is wel dat de gebruikte toepassing beantwoordt aan alle vereisten die beschreven staan in de Riziv-overeenkomst.
Vandaag is dat al het geval voor minstens zeven toepassingen: FibriCheck, Remecare, moveUp, Healthentia, Comunicare en Well@Home uit België en Comarch uit Polen. Een overzicht is te vinden op het portaal mHealthBelgium.
Minister Vandenbroucke: “Het is positief dat er al zoveel toepassingen ingezet kunnen worden in het kader van deze conventie. We kijken uit naar de eerste ervaringen van patiënten.”
Andere chronische aandoeningen
Steven Vandeput, adviseur digital health voor beMedTech, was nauw betrokken bij de ontwikkeling van de nieuwe overeenkomst voor hartfalen. Hij is tevreden met de structurele verankering van telemonitoring in het zorgpad voor chronisch hartfalen.
“En dit is nog maar het begin”, blikt hij vooruit. “Telemonitoring biedt ook kansen voor de opvolging van andere hartproblemen dan chronisch hartfalen. En op termijn moeten we telemonitoring uitbreiden naar andere patiëntengroepen, zoals mensen met diabetes, kanker, slaapapneu, etc.”
Dr. Paul Dendale, hoofd cardiologie in het Hasseltse Jessa Ziekenhuis (dat binnenkort ook toetreedt tot de Riziv-conventie), gaat nog een stap verder. Hij verwacht de komende jaren een revolutie in de gezondheidszorg.
'Alles wat digitaal kan qua zorg, zullen we ook zo moeten aanbieden'
Dr. Paul Dendale, Jessa Ziekenhuis
“We vinden het vanzelfsprekend dat we online kunnen bankieren, reizen plannen en aankopen doen. Die evolutie komt er ook in de gezondheidszorg. Alles wat digitaal kan qua zorg, zullen we ook zo moeten aanbieden. We zijn daar zeker nog niet, maar met deze nieuwe conventie hebben we een belangrijke stap gezet.”
28,7 miljoen minder uitgaven per jaar
De beslissing om telemonitoring eerst terug te betalen voor hartfalen kwam er niet toevallig. Naar schatting 2 à 3% van de Belgische bevolking lijdt aan chronisch hartfalen. Dat gaat om 250.000 à 350.000 mensen. Hartfalen weegt dan ook zwaar op het gezondheidszorgbudget, met circa 300 miljoen euro uitgaven per jaar.
Steven Vandeput (beMedTech): “Dankzij telemonitoring winnen we op twee manieren: de kwaliteit van zorg en de levenskwaliteit van de patiënt gaan erop vooruit dankzij de continue monitoring. En ons zorgsysteem wint aan efficiëntie en doeltreffendheid.”
“De Europa Ziekenhuizen volgden vier jaar lang hartfalenpatiënten op via telemonitoring en berekenden hoeveel minder de overheid zou uitgeven als we dat voor alle hartfalenpatiënten in België deden: 28,7 miljoen euro per jaar. Met dat geld kunnen we heel wat andere patiënten helpen.”
Cookie instellingen
We gebruiken cookies zodat onze website goed werkt en om het gebruik en de effectiviteit van onze marketing te meten. Door te accepteren, ga je akkoord met ons privacybeleid.
We gebruiken cookies zodat onze website goed werkt en om het gebruik en de effectiviteit van onze marketing te meten. Door te accepteren, ga je akkoord met ons privacybeleid.